Taxatie volgens tekenen en indiciën

Wanneer u een uitgavenpatroon heeft dat niet overeenkomt met de graad van gegoedheid die blijkt uit uw aangegeven inkomsten, kan u belast worden op basis van tekenen en indiciën. Hoe zit dat eigenlijk precies?

Een bijzonder bewijsmiddel

De aanslag volgens tekenen en indiciën is een bijzonder bewijsmiddel, waardoor de administratie de belastbare grondslag van een belastingplichtige hoger kan ramen, als uit zijn uitgavenpatroon een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de door hem aangegeven inkomsten. Zowel rechtspersonen als natuurlijke personen kunnen aan deze aanslag onderworpen worden.

Het lijkt abstract, maar een voorbeeld kan dit snel verduidelijken: een belastingplichtige (natuurlijk persoon) geeft aan dat hij 20.000 euro per jaar verdient, maar koopt in hetzelfde jaar wel een nieuwe wagen ter waarde van 37.500 euro, maakt een dure reis en moet 1.200 euro per maand huur betalen voor zijn appartement. Deze uitgaven komen duidelijk niet overeen met het inkomen dat de belastingplichtige heeft aangegeven. De administratie mag dan vermoeden dat deze uitgaven bekostigd zijn door middel van belastbare inkomsten die deze persoon niet heeft aangegeven.

Wat moet de administratie bewijzen?

De indiciaire aanslag is een bewijs gebaseerd op 'vermoedens', met name het vermoeden dat de gemaakte kosten gefinancierd zijn door belastbare inkomsten. De administratie mag echter geen vermoedens bovenop vermoedens stapelen. Dit wil zeggen dat ze niet mogen 'vermoeden' dat de uitgaven gedaan zijn: het bestaan en de echtheid van de uitgaven, moeten met andere woorden wel bewezen worden.

Als we teruggrijpen naar ons voorbeeld: de administratie mag vermoeden dat de wagen, de reis en de huur betaald zijn met (niet-aangegeven) belastbare inkomsten, maar ze moet wel bewijzen (bv. met documenten) dat de uitgaven voor de wagen, enz.  werkelijk gebeurd zijn. 

De bewijslast ligt dus bij de fiscus. Die mag u echter wel vragen om inlichtingen, zelfs als die betrekking hebben op uw privéleven.

De administratie moet wel nauwkeurig te werk gaan. Ze mag de kosten voor levensonderhoud schatten, maar moet zich baseren op concrete gegevens en haar keuzes motiveren.

Wat kan u er tegen doen?

De fiscus mag vermoeden dat er meer belastbare inkomsten zijn, dan aangegeven. Dit is echter slechts een vermoeden iuris tantum, zoals dat officieel heet. Dit betekent dat u het vermoeden kan weerleggen, door een tegenbewijs te leveren.

Dat kan vrij eenvoudig door aan te tonen dat de uitgaven gefinancierd werden door

inkomsten die wel degelijk werden aangegeven;

bronnen die niet belastbaar zijn.

Het is niet nodig om zeer specifiek aan te tonen dat die inkomsten voor die concrete uitgaven zijn gebruikt.

De belastingplichtige uit ons voorbeeld kan bijvoorbeeld aantonen dat hij de wagen heeft betaald met een erfenis van een suikertante die hij enkele jaren geleden heeft ontvangen en waarop hij destijds successierechten heeft betaald of dat hij de reis heeft gewonnen of gefinancierd met de winst van een krasbiljet van de nationale loterij.