Vergoedingen betaald aan uw managementvennootschap aftrekbaar?

Veel bedrijfsleiders werken via een managementvennootschap voor een (eigen) exploitatievennootschap. Zo’n managementvennootschap is geen vennootschapsvorm op zich, maar kan de vorm aannemen van een NV, BVBA, V.O.F., enz. De naam verwijst immers naar het doel, de activiteit van de vennootschap. Hoewel er geen specifieke vennootschapsrechtelijke, sociaalrechtelijke of fiscale regels gelden voor deze vennootschappen, roepen ze toch enkele specifieke fiscale vragen op.

Managementvennootschap versus werkvennootschap

De exploitatie- of werkvennootschap voert de  'werkelijke' activiteit uit, ze exploiteert de onderneming. Iedere (werk)vennootschap moet natuurlijk worden beheerd. Dat gebeurt door de bedrijfsleider, die als natuurlijk persoon kan werken (zelfstandige of werknemer van de vennootschap) of via een managementvennootschap.

De werkvennootschap zal de manager of de managementvennootschap natuurlijk moeten vergoeden voor de geleverde prestaties.

Wat is het probleem?

De vergoeding die de werkvennootschap aan de managementvennootschap betaalt, is duidelijk een 'kost'. Toch aanvaardt de administratie vaak de aftrek als beroepskost van de betaalde vergoedingen niet. Daarvoor baseert ze zich op artikel 49 WIB92, dat de wettelijke voorwaarden om een kost als beroepskost te kunnen aftrekken, opsomt:

de kosten moeten tijdens het belastbare tijdperk gedaan of gedragen zijn;

om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden;

de kosten moeten voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid noodzakelijk zijn;

de echtheid en het bedrag van de kosten moet verantwoord zijn door middel van bewijsstukken.

Op de vraag of de kosten gedragen zijn tijdens het belastbare tijdperk gaan we niet verder in.

Het is eigenlijk logisch dat deze kosten gemaakt zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en dat de kost van deze vergoeding een noodzakelijk verband heeft met de werkzaamheid van de vennootschap. Een vennootschap heeft immers een bedrijfsleider nodig (hetzij een natuurlijk persoon, hetzij een managementvennootschap) om de onderneming te leiden en die bedrijfsleider doet dat uiteraard niet gratis. Hij levert prestaties voor de werkvennootschap en moet daarvoor worden betaald.

De fiscus heeft echter nog een stok achter de deur. Enkel kosten waarvan “de echtheid en het bedrag” bewezen kunnen worden, zijn aftrekbaar. De fiscus weigert dan ook de aftrek van de kosten, omdat ze er van uitgaat dat de management-vennootschap geen werkelijke prestaties heeft geleverd ten voordele van de exploitatievennootschap.

Een regelmatige factuur zou in feite voldoende moeten zijn om de echtheid van de kosten aan te tonen. Helaas is de fiscale administratie veeleisender, en vindt ze daarvoor bovendien steun bij een deel van de rechtspraak. Volgens haar benadering is een factuur enkel een begin van bewijs, dat verder moet worden aangevuld met andere bewijselementen. Andere bewijsstukken aanvoeren, is echter niet zo vanzelfsprekend. De prestaties van een manager zijn immers (meestal) niet tastbaar: vergaderen, plannen, delegeren,  controleren,... Hoe moet een belastingplichtige aantonen dat de managementvennootschap deze diensten werkelijk gepresteerd heeft?  

Toch is niet alle hoop verloren. Niet alle rechters volgen blindelings het standpunt van de fiscus. Afwijzende rechtspraak vinden we bijvoorbeeld bij de hoven van beroep van...

Gent: het is nu eenmaal een realiteit dat ondernemingen tegenwoordig geleid worden door managers die de beleidsbeslissingen nemen, instructies geven aan personeelsleden op het werkveld en daarop supervisie houden.

en Antwerpen: het is aan de fiscus om te bewijzen dat de gefactureerde vergoedingen niet overeenstemmen met werkelijke prestaties,  ze mag de aftrek van de kosten niet zomaar weigeren.

Er zijn echter eveneens veel arresten die de  fiscus wel gelijk geven.

Conclusie

Hoewel managementvergoedingen volgens de letter van de wet wel aftrekbaar kunnen zijn, ligt de fiscus soms dwars. Het is bovendien moeilijk om een duidelijke lijn te trekken in de rechtspraak. Dit alles leidt helaas tot heel wat rechtsonzekerheid.