Afronding op 5 cent: de btw-implicaties

Sinds 1 oktober 2014 mogen handelaars en dienstverleners de bedragen die ze aan hun klant aanrekenen, afronden op 5 eurocent (het meest nabije veelvoud van vijf cent). Deze afrondingen hebben echter ook hun gevolgen op fiscaal gebied. Hoe moet de btw op de afronding immers worden bepaald? De administratie heeft in een btw-beslissing hier meer toelichting over gegeven.

Ter herinnering: wanneer en hoe mag je afronden?

Als een ondernemer (handelaar, vrije beroeper) de afronding wil toepassen, moet hij dat op een duidelijk zichtbare wijze aan de consument melden (dat kan bv. door het uithangen van een  pictogram dat hiervoor speciaal werd onderworpen).

Bovendien moet - eens gekozen voor deze mogelijkheid - elke betaling afgerond worden: dus voor alle klanten en voor elke vorm van betaling (zowel met cash als met bankkaart of visa).

De afronding mag enkel toegepast worden als de betaling gebeurt in de fysieke aanwezigheid van de consument. Op het kasticket moeten het te betalen totaalbedrag en de gebruikte afronding worden.

Ten slotte is het vrij logisch dat een afronding maar kan  als het totaalbedrag van de betaling  hoger is dan 5 cent.

De afrondingsregels gaan als volgt:

als het totaalbedrag eindigt op 1, 2, 6 of 7 cent gebeurt er een afronding naar beneden:  naar het lagere veelvoud van 5 cent;

als het totaalbedrag eindigt op 3, 4, 8 of 9 cent, gebeurt de afronding naar boven: naar het hogere veelvoud van 5 cent.

Hoe zit het met de btw bij een afronding?

De ondernemer moet btw aanrekenen op de prijs van de goederen/diensten die hij levert. Als de prijs lager of hoger wordt door de toepassing van de afronding, moet de btw ook berekend worden op deze hogere/lagere afgeronde prijs.

Dat is op zich logisch en ook niet zo moeilijk.

Het wordt lastiger als het totaal afgeronde bedrag slaat op goederen en diensten die onder verschillende tarieven vallen. In dat geval moet ook de afronding worden omgedeeld naar de verschillende tarieven.  Als een ondernemer dat werkelijk zou moeten gaan doen voor het in feite zeer kleine afrondingsbedrag van 2 eurocent, zou de administratieve last enorm worden.

Om daaraan tegemoet te komen, heeft de administratie een alternatieve werkwijze uitgewerkt:  de btw mag worden berekend op het totaal te betalen bedrag per tariefgroep vóór toepassing van de afronding. Ook in de periodieke btw-aangifte mag de ondernemer gewoon bedragen vóór afronding vermelden en bijgevolg de btw die verschuldigd is op het bedrag zonder afronding. Met andere woorden: de ondernemer moet geen rekening houden met de afronding.