Bestuurders-rechtspersonen en btw: een opfrissing en een update

We hebben al eerder stil gestaan bij de nieuwe regeling die bestuurders-rechtspersonen aan btw onderwerpt. Na heel wat uitstel is de regeling op 1 juni 2016 dan toch in werking getreden. Om alle mogelijke misverstanden uit de weg te ruimen, frissen we de regels nog eens op en geven duiding bij de laatste updates.

Algemeen: onderworpenheid aan btw vanaf 1 juni 2016

De administratieve tolerantie die het voor bestuurders-rechtspersonen mogelijk maakte om te kiezen geen btw toe te passen, is definitief vervallen op 1 juni 2016 (van heel veel uitstel is dan toch geen afstel gekomen).

De regeling is vanaf nu dus:

bestuurders-rechtspersonen rekenen btw aan voor hun bestuursdiensten;

bestuurders-natuurlijke personen rekenen geen btw aan.

Toch zijn er nog enkele vragen, waarop we graag een antwoord geven.

Vraag 1: wat als de bestuurder nog andere diensten levert?

Wat als een bestuurder naast zijn bestuurdershandelingen ook nog andere diensten levert?

Als deze diensten ook aan btw zijn onderworpen, verandert dit niets - alle diensten van de rechtspersoon zijn dan aan btw onderworpen.

Als de andere diensten vrijgesteld zijn van btw (bv. verhuur onroerend goed) wordt, hij een gemengde belastingplichtige. Zijn recht op aftrek zal dus worden beperkt.

Het is dan ook van belang te weten welke diensten van de rechtspersoon wel en welke niet aan btw worden onderworpen. Er moet daarom een opsplitsing gebeuren tussen de bestuurdershandelingen en de eventuele andere diensten. De belastingplichtige moet dat zelf doen. Als dat niet gebeurt, zal de fiscus minstens 25 % van de ontvangen vergoedingen als aan btw onderworpen bestuurdersvergoedingen beschouwen. Let op: dat betekent niet dat dit een forfait is waar u recht op hebt, dit is enkel het absolute minimum dat de fiscus zal hanteren als u zelf geen opdeling doet.

Vraag 2: wat als de bestuurder een kleine onderneming is?

Een kleine onderneming is een onderneming met een omzet van minder dan 25.000 EUR. Een kleine onderneming is vrijgesteld, maar mag zelf zijn betaalde btw ook niet aftrekken. Dit is vooral een administratieve vereenvoudiging: kleine ondernemingen moeten geen btw aanrekenen en geen  periodieke btw-aangiften indienen.

Ook een bestuurder-rechtspersoon kan een kleine onderneming zijn. In dat geval rijst wel de vraag hoe moet worden bepaald of de drempel  al dan niet werd overschreden door de bestuurder-rechtspersoon. Enkele vrijgestelde handelingen worden niet meegenomen in de berekening van de drempel, als ze het karakter hebben van een bijkomende handeling (bv. financiële verrichtingen, verzekeringsdiensten, handelingen met betrekking tot onroerende goederen).

Voorbeeld

Een bestuurder-rechtspersoon verricht bestuurdersdiensten waarmee hij 20.000 EUR omzet behaalt en andere diensten waarmee een omzet van 15.000 EUR wordt behaald:

de  andere diensten zijn aan btw onderworpen (bv. intellectuele diensten): de totale omzet bedraagt 35.000 EUR = de drempel is overschreden. De bestuurder is geen kleine onderneming meer;

de andere diensten zijn vrijgesteld en hebben een bijkomend karakter (bv. verzekeringsactiviteit): de 15.000 EUR moet niet worden meegeteld. De omzet waar rekening mee wordt gehouden is 20.000 EUR = de drempel is niet overschreden. De bestuurder blijft een kleine onderneming.

Vraag 3: wat met diensten tot 31 mei 2016?

Enkel de bestuurdersdiensten waarvan het moment van opeisbaarheid van de btw zich voordoet vanaf 1 juni 2016 zijn aan btw onderworpen.

Een bijzonder geval is de tantième. Deze wordt ook beschouwd als een bestuurdersvergoeding. Bijzonder is dat de vergoeding meestal pas later wordt uitgekeerd, met name wanneer de algemene vergadering van de vennootschap de beslissing tot uitkering heeft genomen. Als de algemene vergadering dus na 1 juni 2016 beslist om tantièmes toe te kennen is de btw verschuldigd, ook al slaat die tantième (gedeeltelijk) op prestaties die voor die datum werden geleverd.

Vraag 4: wat met de historische btw?

Toen deurwaarders, notarissen en advocaten voor het eerst aan btw onderworpen werden, mochten zij (een deel van) de btw de ze eerder niet hadden kunnen aftrekken, alsnog in aftrek brengen door een herziening te doen.

Voor bestuurders-rechtspersonen die voor het eerst btw-plichtig worden, geldt deze regel niet. Btw die zij in het verleden betaalden en toen niet aftrekbaar was, blijft onaftrekbaar. Herziening is niet toegestaan.